Van solide, via subtiel, naar niet – zelf
De ervaring van een stabiel zelf
We ervaren onszelf als stabiel en bekend, omdat we steeds hetzelfde lichaam bewonen. Onze gezichten veranderen met de jaren, maar blijven herkenbaar voor onszelf en anderen. Onze handen voeren dezelfde gebaren uit, we lopen dezelfde weg naar ons werk, we kopen onze boodschappen in dezelfde winkel als altijd. Deze fysieke continuïteit schept een gevoel van identiteit: we zijn vandaag dezelfde persoon als gisteren. Onze lichamelijke sensaties, al kunnen ze fluctueren, vormen een achtergrond waartegen ons zelfbeeld zich stabiliseert. Dit geeft ons de indruk dat we een consistent en onveranderlijk zelf hebben.
Psychologische continuïteit
Daarnaast lijken onze psychologische processen grotendeels constant te blijven. We dragen overtuigingen met ons mee die we jaren geleden hebben gevormd. Onze angsten, verlangens en manieren van reageren op situaties vertonen doorgaans een herkenbaar patroon. Zelfs als we nieuwe ervaringen opdoen, passen we die vaak in binnen onze bestaande zelfdefinitie. De gedachtepatronen van gisteren lijken sterk op die van vandaag, wat de illusie van een onveranderlijk zelf versterkt. We voelen ons dan ook als een doorlopende versie van onszelf.
De rol van sociale relaties
Onze sociale relaties dragen ook bij aan dit gevoel van continuïteit. Familie, vrienden en collega’s kennen ons als een bepaalde persoon met een specifieke rol. De interacties die we hebben, verlopen grotendeels volgens voorspelbare lijnen, wat een stabiele identiteit ondersteunt. Als iemand ons aanspreekt met onze naam of ons herinnert aan iets uit het verleden, voelen we dat we een consistent zelf hebben. Dit wordt verder versterkt door de verwachtingen die anderen van ons hebben en onze neiging daaraan te voldoen. Zo lijkt het alsof onze identiteit min of meer vastligt.
De illusie van een kernachtig zelf
Vanuit dit perspectief is het logisch om te veronderstellen dat er een stabiel, kernachtig zelf bestaat. De veranderingen die we meemaken, voelen aan als nuanceverschillen binnen een groter, vastliggend geheel. We kunnen van mening veranderen of nieuwe vaardigheden ontwikkelen, maar de onderliggende structuur van onszelf lijkt onveranderd. Dit idee van een stabiele identiteit helpt ons om grip te krijgen op het leven. Het biedt voorspelbaarheid, zowel voor onszelf als voor de mensen om ons heen. Toch is deze indruk van stabiliteit niet zo vanzelfsprekend als het lijkt.
Zelfonderzoek en de afwezigheid van een kern
Wanneer we onze eigen subjectieve ervaring nauwlettend onderzoeken, ontdekken we een voortdurende stroom van gedachten, herinneringen en gevoelens. Er is een constante verandering, een dynamische wisseling van sensaties en innerlijke dialogen. Maar als we proberen een vast punt in ons bewustzijn te vinden, een onveranderlijke kern, blijkt die in eerste instantie onvindbaar te zijn. Dit inzicht is niet direct vanzelfsprekend, maar kan door middel van zelfonderzoek helder worden. Wat we wél altijd ervaren, is het feit dat we er zijn: het pure bewustzijn dat alles registreert. Dit besef roept fundamentele vragen op over wat we eigenlijk bedoelen met “ik”.
Bewustzijn als achtergrond van ervaring
Vanuit een sociaal perspectief bekeken, lijken we een consistente persoon met herkenbare kenmerken. Geheugen, gewoonten en rollen scheppen de illusie van een vaststaand zelf. Maar het feit dat deze kenmerken min of meer gelijk blijven, betekent niet dat er een onveranderlijke essentie in ons schuilt. Wat wij als een vast zelf beschouwen, is eerder een mentale constructie dan een feit. De ervaring van een “ik” blijkt bij nader inzien veranderlijk en fluïde. Wanneer we onszelf niet door de lens van het geheugen bekijken, maar puur vanuit de ervaring van het moment, verdwijnt het idee van een solide zelf.
De Boeddhistische visie op het zelf
Boeddhistische teksten spreken over de afwezigheid van een vast zelf, maar dit betekent niet dat we ophouden te bestaan. Dit inzicht verwijst naar de directe ervaring, niet naar ons functioneren in de wereld. We blijven praten, handelen en ons verhouden tot anderen zoals altijd, maar met een lichter besef van onze identiteit. Beide perspectieven kunnen naast elkaar bestaan zonder dat ze elkaar tegenspreken. We kunnen een praktische identiteit hebben en toch begrijpen dat er geen harde kern is. Dit kan leiden tot een andere manier van omgaan met onszelf en anderen.
De illusie van controle
In het dagelijks leven ervaren we een “ik” dat keuzes maakt, reageert en plannen maakt. Dit lijkt een vanzelfsprekende realiteit, maar bij nader onderzoek blijkt het een illusie te zijn. De gedachte dat er een afzonderlijke entiteit is die onze gevoelens en daden controleert, houdt geen stand. In plaats daarvan is er een dynamisch proces van constante verandering. Dit inzicht verandert hoe we onszelf zien, zonder dat we onze praktische identiteit verliezen. Bovendien laten fenomenen zoals geheugenverlies zien hoe kwetsbaar en veranderlijk ons zelfbeeld is.

De rol van meditatie
Meditatie kan ons helpen deze inzichten te verdiepen. In plaats van onszelf als een vaststaand wezen te beschouwen, kunnen we de fluïde aard van onze ervaring leren accepteren. Dit leidt niet tot nihilisme, maar tot een groter gevoel van vrijheid. Zonder de krampachtige identificatie met een onveranderlijk “ik” ontstaat er ruimte voor spontaniteit en compassie. Het leven wordt minder zwaar wanneer we het niet proberen vast te pinnen in een statisch zelfbeeld. We beginnen anderen en onszelf te zien als veranderlijke processen in plaats van vastomlijnde entiteiten.
De impact op het ervaren van lijden
De erkenning van de veranderlijkheid van het zelf heeft ook invloed op hoe we lijden ervaren. Vaak is lijden verbonden met de angst dat ons “ik” beschadigd raakt of tekortschiet. Wanneer we inzien dat dit “ik” geen vaste kern heeft, verliest die angst een deel van zijn kracht. Dit betekent niet dat lijden verdwijnt, maar dat het minder persoonlijk wordt. We nemen nog steeds verantwoordelijkheid voor ons handelen, maar zonder de last van een rigide ego. Dit kan ons leven lichter maken en ons helpen om meer open te staan voor verandering.
Acceptatie en ontspanning
Deze inzichten kunnen praktisch toepasbaar zijn in het dagelijks leven. Door het besef dat ons zelfbeeld slechts een constructie is, kunnen we soepeler omgaan met kritiek, verandering en verlies. We begrijpen dat ons gevoel van identiteit fluctueert en dat dit niets afdoet aan ons bestaan. Dit leidt tot een meer ontspannen houding tegenover zowel onszelf als anderen. In plaats van onszelf te verdedigen tegen bedreigingen aan onze identiteit, kunnen we leren meebewegen met het leven. Dit opent de deur naar een diepere acceptatie en een grotere innerlijke rust.
De getuige als achtergrond
Sommige mensen krijgen, zeker bij goede instructies, door meditatie een besef van een constante waarnemer, soms “the Witness” genoemd. Dit is het aspect van bewustzijn dat alles observeert zonder zelf te veranderen. Het besef hiervan kan een belangrijke stap zijn richting spiritueel ontwaken. Het leven wordt transparanter wanneer we begrijpen dat we niet gebonden zijn aan een vaststaande identiteit. Dit inzicht kan een diep gevoel van vrede en helderheid brengen. Hoewel er nog steeds de dualiteit is van de waarnemer en dat wat waargenomen wordt, ervaren we het leven op een vrijere manier.
De illusie van een afzonderlijk zelf
We beginnen vaak met de overtuiging dat we een afzonderlijk zelf zijn, gelokaliseerd in ons lichaam en omringd door een wereld van objecten. Dit dualistische perspectief is diep geworteld in ons denken en in de manier waarop we de werkelijkheid structureren. We zien onszelf als het subject dat de wereld waarneemt, en de wereld als een verzameling objecten buiten ons. Vanuit deze aanname lijkt het logisch dat bewustzijn en verschijnselen gescheiden zijn. Maar als we preciezer kijken, blijkt dat zowel onze gedachten, gevoelens als waarnemingen allemaal ervaren worden op dezelfde manier als de wereld zelf. De scheiding tussen subject en object blijkt bij nader inzien geen solide basis te hebben.
Wat is het 'ik' werkelijk?
Als we onderzoeken wat het is dat al deze ervaringen kent, komen we uit bij wat we ‘ik’ noemen. Dit ‘ik’ blijkt echter niet het lichaam of de geest te zijn, want beide zijn uiteindelijk objecten van ervaring. Wat we werkelijk zijn, is het kennen zelf, het bewuste aanwezig-zijn waarin al deze ervaringen verschijnen. Dit bewustzijn heeft geen vaste vorm en geen specifieke eigenschappen. Het is transparant, ongrijpbaar en toch altijd aanwezig. Dit besef leidt tot de realisatie dat wat we werkelijk zijn, geen object is binnen onze ervaring, maar de ruimte waarin ervaring plaatsvindt.
Bewustzijn als ‘niets’
Omdat bewustzijn zelf geen waarneembare eigenschappen heeft, wordt het soms omschreven als ‘niets’. Dit betekent niet dat het niet bestaat, maar dat het niet iets is in de gebruikelijke zin van het woord. Het heeft geen vorm, geen kleur, geen grens, en kan nergens gelokaliseerd worden. Toch is het onmiskenbaar aanwezig als het fundament van al onze ervaringen. Dit besef kan aanvankelijk verwarrend zijn, omdat het haaks staat op onze gewoonlijke manier van denken over onszelf. Maar als we het echt onderzoeken, blijkt het de meest intieme en voor de hand liggende waarheid te zijn.
Van getuige naar eenheid
In eerste instantie wordt bewustzijn vaak voorgesteld als een getuige die de wereld van objecten gadeslaat. Dit helpt om afstand te nemen van de identificatie met lichaam en geest. Toch is deze voorstelling nog steeds dualistisch, want het scheidt bewustzijn van datgene wat erin verschijnt. Als we verder kijken, ontdekken we dat zelfs deze getuige-positie een concept is, een tijdelijke constructie die ons helpt om onze ervaring beter te begrijpen. In werkelijkheid is er geen grens tussen bewustzijn en dat wat erin verschijnt. De scheiding tussen waarnemer en waargenomene vervaagt, en bewustzijn wordt herkend als de essentie van alles.
De illusie van scheiding
Een belangrijke verschuiving vindt plaats wanneer we niet alleen inzien dat bewustzijn de achtergrond van alle ervaring is, maar dat alles binnen die ervaring er een manifestatie van is. Dit betekent dat objecten niet alleen verschijnen binnen bewustzijn, maar dat ze er ook van gemaakt zijn. Gedachten, gevoelens en zintuiglijke waarnemingen blijken geen zelfstandige entiteiten te zijn, maar vormen die bewustzijn aanneemt. Het onderscheid tussen ‘ik’ en ‘de wereld’ verdwijnt, en er blijft slechts een onverdeeld geheel over. Dit inzicht leidt tot een dieper begrip van de aard van werkelijkheid.

Geen grens tussen ons en de wereld
Wanneer we dit werkelijk doorzien, beseffen we dat er geen objectieve grens is tussen ons en de wereld. De wereld verschijnt niet als iets buiten ons, maar als een uitdrukking van het bewustzijn zelf. Dit betekent niet dat de wereld ophoudt te bestaan, maar dat we haar niet langer ervaren als iets dat losstaat van onszelf. Onze ervaring wordt intiemer, directer en minder gefilterd door concepten van scheiding. We beseffen dat het onderscheid tussen subject en object een mentale constructie is. In werkelijkheid is er slechts één ononderbroken stroom van zijn en ervaren.
Van iets naar niets naar alles
Dit inzicht verandert de manier waarop we onszelf begrijpen. Waar we eerder dachten dat we iets waren – een afzonderlijk individu met een afgebakende identiteit – realiseren we ons nu dat we in wezen niets zijn. Maar deze ‘nietsheid’ is niet leeg of nihilistisch; het is de ruimte waarbinnen alles verschijnt en verdwijnt. In plaats van onszelf als een beperkt wezen te zien, ontdekken we dat we alles zijn, omdat alles in en als bewustzijn verschijnt. De overgang van ‘ik ben iets’ naar ‘ik ben niets’ en vervolgens naar ‘ik ben alles’ is een fundamentele transformatie. Dit brengt een diep gevoel van vrijheid met zich mee.
Voorbij concepten en identificaties
Als we verder kijken, ontdekken we dat zelfs de gedachte ‘ik ben alles’ een vorm van conceptualisatie is. Het verwijst nog steeds naar een idee over onszelf, terwijl de werkelijkheid voorbij ideeën ligt. Uiteindelijk blijven we alleen met de pure ervaring van zijn, zonder noodzaak om het in woorden te vangen. We kunnen dit eenvoudigweg uitdrukken als ‘ik ben’ of ‘bewustzijn is’. Dit betekent niet dat er een objectief bewustzijn ergens in de ruimte bestaat, maar dat alles wat is, bewustzijn is. Op dit punt verdwijnt zelfs de neiging om een onderscheid te maken tussen ‘ik’ en ‘bewustzijn’.
Het einde van de zoektocht
Wanneer we dit volledig erkennen, beseffen we dat de hele zoektocht naar het ware zelf een illusie was. Er was nooit een afzonderlijk ‘ik’ dat iets moest ontdekken. Bewustzijn was altijd al aanwezig, altijd al zichzelf kennend als alles wat is. Wat we ‘ontwaken’ of ‘verlichting’ noemen, is niet het bereiken van een nieuwe staat, maar het doorzien van een fundamentele misvatting. Dit besef kan aanvankelijk ontwrichtend zijn, omdat het ons hele zelfbeeld ondermijnt. Maar uiteindelijk brengt het een diepe vrede met zich mee, omdat het elk conflict en elke twijfel over onze ware aard oplost.
Leven in vrijheid en openheid
Deze realisatie heeft ook praktische implicaties voor hoe we het leven ervaren. We beseffen dat we niet langer hoeven te vechten voor een bepaalde identiteit of tegen een schijnbaar vijandige wereld. Lijden ontstaat vaak door ons verzet tegen wat is, en door de angst om onszelf te verliezen. Maar wanneer we inzien dat we al alles zijn, verdwijnt de behoefte om iets te beschermen of te verdedigen. We gaan het leven met meer openheid en moeiteloosheid tegemoet. Dit betekent niet dat we afstand nemen van het leven, maar juist dat we er dieper in opgaan.
De stilte van pure aanwezigheid
In plaats van afwezigheid is ware stilte de volheid zelf – de volheid van puur aanwezig zijn. Dit is geen passieve staat, maar een actieve, vibrerende openheid waarin alles verschijnt en verdwijnt. Woorden kunnen dit slechts tot op zekere hoogte benaderen; uiteindelijk blijft er alleen directe ervaring over. We kunnen zeggen dat ‘liefde de substantie van alles is’, omdat er geen ruimte is voor iets anders. Dit is geen romantisch of emotioneel concept, maar een fundamenteel besef van eenheid. Wanneer de scheiding verdwijnt, blijft alleen de realiteit van grenzeloze aanwezigheid over.
Zo komen we uiteindelijk tot stilte. Niet de afwezigheid van geluid, maar de onderliggende aanwezigheid die zowel stilte als geluid doordringt. We ontdekken dat we nooit iets anders zijn geweest dan dit. Dit besef is geen intellectuele conclusie, maar een directe, onmiddellijke ervaring. Alles wat we eerder dachten te zijn, valt weg, en wat overblijft is simpelweg zijn. In deze stilte verdwijnt elke behoefte om iets te benoemen of te begrijpen. Het enige wat rest, is pure, tijdloze, bewuste, open aanwezigheid.